Melkwinkel van Wechem

In 1936 zijn Herman en Cato van Wechem-de Vries, met hun twee zoontjes van 6 en 4 jaar oud, uit Amsterdam naar Haarlem verhuisd. Cato was Haarlemse van geboorte en woonde tot haar huwelijk in 1927 met haar familie in de Dijkstraat bij de Amsterdamse Poort. Herman was in Amsterdam geboren. Samen gingen ze wonen op Leidseplein 28 zwart. In het benedenhuis ernaast, op Leidseplein 26 zwart, vestigden ze hun “melkhandel/kruideniersbedrijf”, aldus de inschrijving in het Handelsregister.

Melkwinkel Van Wechem Leidsebuurt Haarlem
Het ontstaan

Melkinrichting

Het stel nam de winkel over van een kruidenier. Op de winkelruit kwam de aanduiding ‘Melkinrichting’ te staan. Herman ging met een motorbakfiets in zijn melkwijk langs de huizen en Cato stond in de winkel. In Amsterdam dreven een paar broers van Herman ook melkhandels. In 1939 werd het hele pand aan Leidseplein 26 hun eigendom en ging de familie daar ook wonen. Vanaf 1944 woonde een zus van Cato met haar man in het bovenhuis.

De familie kwam de oorlogsjaren goed door; honger hebben ze niet gehad. Na de oorlog ging de oudste zoon Bert bij zijn ouders in de zaak werken. Toen hij in 1957 trouwde met Tiny van Beek (verkoopster bij schoenenwinkel Van Haren op de hoek Grote Houtstraat/Verwulft) ging het echtpaar het bovenhuis bewonen.

De zaak liep heel goed, maar in februari 1962 sloeg het noodlot toe. Herman overleed plotseling op 59-jarige leeftijd aan een hartinfarct. Bert en Tiny namen de zaak over. Cato bleef achter de winkel wonen en hielp mee, voor zover haar broze gezondheid dat toeliet. En de twee dochters (geboren in 1958 en 1962) van Bert en Tiny deden later ook klusjes zoals artikelen wegbrengen naar klanten in de melkwijk en pennywafels verpakken.

Precies werken

Melk uit De Sierkan

In de tijd van Herman en Cato zat de melk in bussen en moest gehaald worden bij melkfabriek De Sierkan op de Zijlvest. De klanten kwamen met hun eigen melkkoker (een ronde hoge pan met losse deksel) naar de winkel of naar de deur en vervolgens werd de gevraagde hoeveelheid met maatbekers met steel van 0,5 liter afgemeten. Een melkkoker was oorspronkelijk bedoeld om rauwe melk te koken (steriliseren). De melk van de fabriek was gepasteuriseerd (kort verhit bij 72֯C). Er moest worden opgelet of de melkkoker wel schoon werd aangeboden. Anders bestond de kans dat klanten later klaagden dat de melk gauw zuur was geworden. (Er waren nog niet veel gezinnen met een ijskast). Later waren er melkbussen met een zogenoemde terugslagkraan. Als de kraan werd opengedraaid door een hendel om te zetten, kwam er 0,5 liter uit. Als de hendel vervolgens naar de andere kant werd omgezet, kwam er weer 0,5 liter uit. Zo’n roestvrijstalen melkbus met terugslagkraan en diverse melkmaatjes worden nog steeds in de familie bewaard.

Niet op tijd betalen?

De motor laten draaien en aanbellen

Bij de meeste winkeliers bestond vroeger de mogelijkheid om het aankoopbedrag “te laten opschrijven”: een vorm van kredietverlening en nog zonder rente ook. Ook in de melkhandel bestond deze mogelijkheid, zowel in de winkel als in de melkwijk. Het was meestal de bedoeling dat er werd afgerekend zodra het loon, meestal een weekloon, was ontvangen. Er waren mensen die hun rekening lieten oplopen. Als er na verschillende mondelinge aanmaningen nog niet was betaald en het idee bestond dat de klant onwillig was om te betalen werd Bert er door Tiny weleens op uitgestuurd om rond etenstijd met de motorbakfiets naar het bewuste adres te gaan, de motor te laten draaien en aan te bellen. Dit in de hoop dat men zich toch ten opzichte van de buren ging generen, want iedereen wist op deze manier wat er loos was.

Naast de motorbakfiets is er een melkwagen gekomen met een kleine motor met stang voorop. Je kon voor de wagen uit lopen met de stang in je hand, of voorop gaan zitten waarbij de stang werd omgedraaid en als stuur werkte. De zaak was wel aangesloten bij de SRV-organisatie, maar wat men een “SRV-wagen” noemt, een rijdende winkel, is er nooit gekomen. Het vergde een grote investering en de straten van de Leidsebuurt waren er ook niet geschikt voor.

 

Hard en slim werken

Een goedlopende zaak

In die tijd leverde De Sierkan de zuivelproducten (het assortiment breidde uit met bijvoorbeeld yoghurt en diverse soorten vla) bij de winkel af. De producten zaten inmiddels in glazen flessen en later in pakken. ’s Nachts of ‘s ochtends heel vroeg werden de kratten op de stoep voor de winkel neergezet. Nadat er steeds vaker spullen ’s nachts “verdwenen”, kreeg de vrachtrijder de sleutel van de winkel en werden de kratten binnen gezet. Dat was ’s winters ook beter, want dan kon er bevriezingsgevaar zijn.

De melkwagen werd gestald om de hoek van het Leidseplein in een garage in de Jan Nieuwenhuijzenstraat. Als er bevriezingsgevaar was, werden alle glazen flessen en potten uit de melkwagen in de winkel gezet; bij normaal weer kon de wagen geladen blijven. Het was dan een hele klus om de wagen te stallen. De inrit moest sneeuw- en ijsvrij worden gemaakt en jongens uit de buurt hielpen mee om de wagen met touwen naar binnen te trekken. Op de motor bestond het gevaar dat de wagen zou doorschieten.

De zaak liep goed, maar Bert en Tiny zagen zichzelf niet tot hun pensioen doorgaan met de melkhandel. De supermarkten kwamen op en meer dan vijf dagen per week werken met weinig vakantie is fysiek zwaar. Ze besloten per 1 april 1974 te stoppen. Ze hebben allebei een baan in loondienst gevonden in de detailhandel. Ze brachten veel ervaring mee. In 1985 hebben ze de Leidsebuurt verlaten en zijn gaan wonen in de nieuwe Krokusstraat op het terrein aan het eind van de Zijlweg waar vroeger de villa “De Olifant” van de familie Droste stond. Daar hebben ze tot hun overlijden (kort na elkaar) ruim 25 jaar met veel plezier gewoond.